Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verzoenen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verzoend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verzoen
jij verzoent
hij verzoent
wij verzoenen
jullie verzoenen
zij verzoenen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verzoend
jij hebt verzoend
hij heeft verzoend
wij hebben verzoend
jullie hebben verzoend
zij hebben verzoend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verzoende
jij verzoende
hij verzoende
wij verzoenden
jullie verzoenden
zij verzoenden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verzoend
jij had verzoend
hij had verzoend
wij hadden verzoend
jullie hadden verzoend
zij hadden verzoend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verzoenen
jij zult verzoenen
hij zal verzoenen
wij zullen verzoenen
jullie zullen verzoenen
zij zullen verzoenen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verzoend hebben
jij zult verzoend hebben
hij zal verzoend hebben
wij zullen verzoend hebben
jullie zullen verzoend hebben
zij zullen verzoend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verzoenen
jij zou verzoenen
hij zou verzoenen
wij zouden verzoenen
jullie zouden verzoenen
zij zouden verzoenen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verzoend hebben
jij zou verzoend hebben
hij zou verzoend hebben
wij zouden verzoend hebben
jullie zouden verzoend hebben
zij zouden verzoend hebben

Gebiedende wijs
verzoen

Aanvoegende wijs
verzoene

Voorbeelden

  1. Verzoen je met Maxine.
    Make up with Maxine.
  2. Ik verzoen me met niemand.
    I 'm not kissing up to anyone.
  3. Vincent, verzoen je met Mr. Zasa.
    Vincent, make your peace with Mr. Joe Zasa.
  4. Hoe verzoen je die twee dingen?
    How do you reconcile those two things?
  5. Hoe verzoen je die dingen met elkaar?
    How do you reconcile all those things?
  6. En hoe verzoen je die realiteit met je droombeeld?
    And how do you reconcile that reality with your fantasy?
  7. Ze wil niet dat ik me verzoen met mijn vrouw.
    She doesn 't want me to get back together with me wife.
  8. Ik verzoen mij pas kort met het feit dat ik geen thuis meer heb.
    I 'm just coming to terms with the fact that I don 't have a home anymore.
  9. Je wilt verzoenen, Crayzilla?
    You wanna settle, Crayzilla?
  10. Je schuld aan het verzoenen?
    I was... Placating your guilt?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden