NL: verzinnen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verzonnen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verzin jij verzint hij verzint wij verzinnen jullie verzinnen zij verzinnen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verzonnen jij hebt verzonnen hij heeft verzonnen wij hebben verzonnen jullie hebben verzonnen zij hebben verzonnen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verzon jij verzon hij verzon wij verzonnen jullie verzonnen zij verzonnen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verzonnen jij had verzonnen hij had verzonnen wij hadden verzonnen jullie hadden verzonnen zij hadden verzonnen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verzinnen jij zult verzinnen hij zal verzinnen wij zullen verzinnen jullie zullen verzinnen zij zullen verzinnen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verzonnen hebben jij zult verzonnen hebben hij zal verzonnen hebben wij zullen verzonnen hebben jullie zullen verzonnen hebben zij zullen verzonnen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verzinnen jij zou verzinnen hij zou verzinnen wij zouden verzinnen jullie zouden verzinnen zij zouden verzinnen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verzonnen hebben jij zou verzonnen hebben hij zou verzonnen hebben wij zouden verzonnen hebben jullie zouden verzonnen hebben zij zouden verzonnen hebben
|
Gebiedende wijs |
verzin
|
Aanvoegende wijs |
verzinne |