NL: verzilveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verzilverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verzilver jij verzilvert hij verzilvert wij verzilveren jullie verzilveren zij verzilveren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verzilverd jij hebt verzilverd hij heeft verzilverd wij hebben verzilverd jullie hebben verzilverd zij hebben verzilverd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verzilverde jij verzilverde hij verzilverde wij verzilverden jullie verzilverden zij verzilverden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verzilverd jij had verzilverd hij had verzilverd wij hadden verzilverd jullie hadden verzilverd zij hadden verzilverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verzilveren jij zult verzilveren hij zal verzilveren wij zullen verzilveren jullie zullen verzilveren zij zullen verzilveren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verzilverd hebben jij zult verzilverd hebben hij zal verzilverd hebben wij zullen verzilverd hebben jullie zullen verzilverd hebben zij zullen verzilverd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verzilveren jij zou verzilveren hij zou verzilveren wij zouden verzilveren jullie zouden verzilveren zij zouden verzilveren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verzilverd hebben jij zou verzilverd hebben hij zou verzilverd hebben wij zouden verzilverd hebben jullie zouden verzilverd hebben zij zouden verzilverd hebben
|
| Gebiedende wijs |
verzilver
|
| Aanvoegende wijs |
| verzilvere |