NL: verwurgen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verwurgd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verwurg
jij verwurgt
hij verwurgt
wij verwurgen
jullie verwurgen
zij verwurgen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verwurgd
jij hebt verwurgd
hij heeft verwurgd
wij hebben verwurgd
jullie hebben verwurgd
zij hebben verwurgd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verwurgde
jij verwurgde
hij verwurgde
wij verwurgden
jullie verwurgden
zij verwurgden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verwurgd
jij had verwurgd
hij had verwurgd
wij hadden verwurgd
jullie hadden verwurgd
zij hadden verwurgd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verwurgen
jij zult verwurgen
hij zal verwurgen
wij zullen verwurgen
jullie zullen verwurgen
zij zullen verwurgen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verwurgd hebben
jij zult verwurgd hebben
hij zal verwurgd hebben
wij zullen verwurgd hebben
jullie zullen verwurgd hebben
zij zullen verwurgd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verwurgen
jij zou verwurgen
hij zou verwurgen
wij zouden verwurgen
jullie zouden verwurgen
zij zouden verwurgen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verwurgd hebben
jij zou verwurgd hebben
hij zou verwurgd hebben
wij zouden verwurgd hebben
jullie zouden verwurgd hebben
zij zouden verwurgd hebben
|
| Gebiedende wijs |
verwurg
|
| Aanvoegende wijs |
| verwurge |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden