Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verwilderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verwilderd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verwilder
jij verwildert
hij verwildert
wij verwilderen
jullie verwilderen
zij verwilderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verwilderd
jij hebt verwilderd
hij heeft verwilderd
wij hebben verwilderd
jullie hebben verwilderd
zij hebben verwilderd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verwilderde
jij verwilderde
hij verwilderde
wij verwilderden
jullie verwilderden
zij verwilderden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verwilderd
jij had verwilderd
hij had verwilderd
wij hadden verwilderd
jullie hadden verwilderd
zij hadden verwilderd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verwilderen
jij zult verwilderen
hij zal verwilderen
wij zullen verwilderen
jullie zullen verwilderen
zij zullen verwilderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verwilderd hebben
jij zult verwilderd hebben
hij zal verwilderd hebben
wij zullen verwilderd hebben
jullie zullen verwilderd hebben
zij zullen verwilderd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verwilderen
jij zou verwilderen
hij zou verwilderen
wij zouden verwilderen
jullie zouden verwilderen
zij zouden verwilderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verwilderd hebben
jij zou verwilderd hebben
hij zou verwilderd hebben
wij zouden verwilderd hebben
jullie zouden verwilderd hebben
zij zouden verwilderd hebben

Gebiedende wijs
verwilder

Aanvoegende wijs
verwildere

Voorbeelden

  1. Je gaat ons toch niet verwilderen, of wel?
    You 're not going feral on us, are you?
  2. Dat het geen plaats is voor meisjes om te verwilderen.
    That it 's no place for girls to run wild in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden