NL: verwelkomen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verwelkomd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verwelkom jij verwelkomt hij verwelkomt wij verwelkomen jullie verwelkomen zij verwelkomen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verwelkomd jij hebt verwelkomd hij heeft verwelkomd wij hebben verwelkomd jullie hebben verwelkomd zij hebben verwelkomd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verwelkomde jij verwelkomde hij verwelkomde wij verwelkomden jullie verwelkomden zij verwelkomden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verwelkomd jij had verwelkomd hij had verwelkomd wij hadden verwelkomd jullie hadden verwelkomd zij hadden verwelkomd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verwelkomen jij zult verwelkomen hij zal verwelkomen wij zullen verwelkomen jullie zullen verwelkomen zij zullen verwelkomen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verwelkomd hebben jij zult verwelkomd hebben hij zal verwelkomd hebben wij zullen verwelkomd hebben jullie zullen verwelkomd hebben zij zullen verwelkomd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verwelkomen jij zou verwelkomen hij zou verwelkomen wij zouden verwelkomen jullie zouden verwelkomen zij zouden verwelkomen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verwelkomd hebben jij zou verwelkomd hebben hij zou verwelkomd hebben wij zouden verwelkomd hebben jullie zouden verwelkomd hebben zij zouden verwelkomd hebben
|
| Gebiedende wijs |
verwelkom
|
| Aanvoegende wijs |
| verwelkome |