Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vervoeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vervoerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vervoer
jij vervoert
hij vervoert
wij vervoeren
jullie vervoeren
zij vervoeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vervoerd
jij hebt vervoerd
hij heeft vervoerd
wij hebben vervoerd
jullie hebben vervoerd
zij hebben vervoerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vervoerde
jij vervoerde
hij vervoerde
wij vervoerden
jullie vervoerden
zij vervoerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vervoerd
jij had vervoerd
hij had vervoerd
wij hadden vervoerd
jullie hadden vervoerd
zij hadden vervoerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vervoeren
jij zult vervoeren
hij zal vervoeren
wij zullen vervoeren
jullie zullen vervoeren
zij zullen vervoeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vervoerd hebben
jij zult vervoerd hebben
hij zal vervoerd hebben
wij zullen vervoerd hebben
jullie zullen vervoerd hebben
zij zullen vervoerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vervoeren
jij zou vervoeren
hij zou vervoeren
wij zouden vervoeren
jullie zouden vervoeren
zij zouden vervoeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vervoerd hebben
jij zou vervoerd hebben
hij zou vervoerd hebben
wij zouden vervoerd hebben
jullie zouden vervoerd hebben
zij zouden vervoerd hebben

Gebiedende wijs
vervoer

Aanvoegende wijs
vervoere

Voorbeelden

  1. Vervoer, misschien?
    Transport, maybe?
  2. We regelen vervoer.
    We 'll get him a car.
  3. Minister van Vervoer.
    Secretary of Transportation.
  4. Vervoer je vuurwerk?
    You' bringing back fireworks?
  5. Hij heeft vervoer.
    He 's got a motor.
  6. Vliegtickets, hotel, vervoer.
    Airline tickets, hotel, ground transportation.
  7. Vervoer hier vandaan.
    Transportation out of here.
  8. Controleer het vervoer.
    Check the transport.
  9. Vooruitgang in vervoer.
    Progress in transportation.
  10. Stop het vervoer!
    Stop the carriage!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden