NL: vervijfvoudigen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
vervijfvoudigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vervijfvoudig
jij vervijfvoudigt
hij vervijfvoudigt
wij vervijfvoudigen
jullie vervijfvoudigen
zij vervijfvoudigen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb vervijfvoudigd
jij hebt vervijfvoudigd
hij heeft vervijfvoudigd
wij hebben vervijfvoudigd
jullie hebben vervijfvoudigd
zij hebben vervijfvoudigd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vervijfvoudigde
jij vervijfvoudigde
hij vervijfvoudigde
wij vervijfvoudigden
jullie vervijfvoudigden
zij vervijfvoudigden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had vervijfvoudigd
jij had vervijfvoudigd
hij had vervijfvoudigd
wij hadden vervijfvoudigd
jullie hadden vervijfvoudigd
zij hadden vervijfvoudigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vervijfvoudigen
jij zult vervijfvoudigen
hij zal vervijfvoudigen
wij zullen vervijfvoudigen
jullie zullen vervijfvoudigen
zij zullen vervijfvoudigen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal vervijfvoudigd hebben
jij zult vervijfvoudigd hebben
hij zal vervijfvoudigd hebben
wij zullen vervijfvoudigd hebben
jullie zullen vervijfvoudigd hebben
zij zullen vervijfvoudigd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vervijfvoudigen
jij zou vervijfvoudigen
hij zou vervijfvoudigen
wij zouden vervijfvoudigen
jullie zouden vervijfvoudigen
zij zouden vervijfvoudigen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou vervijfvoudigd hebben
jij zou vervijfvoudigd hebben
hij zou vervijfvoudigd hebben
wij zouden vervijfvoudigd hebben
jullie zouden vervijfvoudigd hebben
zij zouden vervijfvoudigd hebben
|
| Gebiedende wijs |
vervijfvoudig
|
| Aanvoegende wijs |
| vervijfvoudige |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden