NL: verven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geverfd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verf jij verft hij verft wij verven jullie verven zij verven
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geverfd jij hebt geverfd hij heeft geverfd wij hebben geverfd jullie hebben geverfd zij hebben geverfd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verfde jij verfde hij verfde wij verfden jullie verfden zij verfden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geverfd jij had geverfd hij had geverfd wij hadden geverfd jullie hadden geverfd zij hadden geverfd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verven jij zult verven hij zal verven wij zullen verven jullie zullen verven zij zullen verven
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geverfd hebben jij zult geverfd hebben hij zal geverfd hebben wij zullen geverfd hebben jullie zullen geverfd hebben zij zullen geverfd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verven jij zou verven hij zou verven wij zouden verven jullie zouden verven zij zouden verven
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geverfd hebben jij zou geverfd hebben hij zou geverfd hebben wij zouden geverfd hebben jullie zouden geverfd hebben zij zouden geverfd hebben
|
Gebiedende wijs |
verf
|
Aanvoegende wijs |
verve |