Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: vertragen
NL: vertragen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vertraagd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vertraag
jij vertraagt
hij vertraagt
wij vertragen
jullie vertragen
zij vertragen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vertraagd
jij hebt vertraagd
hij heeft vertraagd
wij hebben vertraagd
jullie hebben vertraagd
zij hebben vertraagd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vertraagde
jij vertraagde
hij vertraagde
wij vertraagden
jullie vertraagden
zij vertraagden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vertraagd
jij had vertraagd
hij had vertraagd
wij hadden vertraagd
jullie hadden vertraagd
zij hadden vertraagd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vertragen
jij zult vertragen
hij zal vertragen
wij zullen vertragen
jullie zullen vertragen
zij zullen vertragen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vertraagd hebben
jij zult vertraagd hebben
hij zal vertraagd hebben
wij zullen vertraagd hebben
jullie zullen vertraagd hebben
zij zullen vertraagd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vertragen
jij zou vertragen
hij zou vertragen
wij zouden vertragen
jullie zouden vertragen
zij zouden vertragen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vertraagd hebben
jij zou vertraagd hebben
hij zou vertraagd hebben
wij zouden vertraagd hebben
jullie zouden vertraagd hebben
zij zouden vertraagd hebben

Gebiedende wijs
vertraag

Aanvoegende wijs
vertrage

Voorbeelden

  1. Vertraag, vertraag, vertraag.
    Slow down, slow down, slow down.
  2. vertraag, vertraag, vertraag!
    Slow down, slow down, slow down!
  3. Vertraag, schatje.
    Slow down, honey.
  4. Vertraag de snelheid.
    Then slow us down!
  5. Vertraag nou, Simba!
    Slow down, Simba!
  6. Vertraag de vloeistoffen.
    Slow down the fluids.
  7. Vertraag die agenten!
    Delay those cops!
  8. Vertraag het spel.
    Slow the ball down!
  9. Vertraag een beetje.
    Let 's pace ourselves.
  10. Vertraag de waas.
    Slow down the blur.


DE: vertragen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
vertragen
vertragend

Indikativ Präsens
ich vertrage
du verträgst
er verträgt
wir vertragen
ihr vertragt
sie; Sie vertragen

Indikativ Perfekt
ich habe vertragen
du hast vertragen
er hat vertragen
wir haben vertragen
ihr habt vertragen
sie; Sie haben vertragen

Indikativ Präteritum
ich vertrug
du vertrugst
er vertrug
wir vertrugen
ihr vertrugt
sie; Sie vertrugen

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte vertragen
du hattest vertragen
er hatte vertragen
wir hatten vertragen
ihr hattet vertragen
sie; Sie hatten vertragen

Indikativ Futur I
ich werde vertragen
du wirst vertragen
er wird vertragen
wir werden vertragen
ihr werdet vertragen
sie; Sie werden vertragen

Indikativ Futur II
ich werde vertragen haben
du wirst vertragen haben
er wird vertragen haben
wir werden vertragen haben
ihr werdet vertragen haben
sie; Sie werden vertragen haben

Konjunktiv I Präsens
ich vertrage
du vertragest
er vertrage
wir vertragen
ihr vertraget
sie; Sie vertragen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe vertragen
du habest vertragen
er habe vertragen
wir haben vertragen
ihr habet vertragen
sie; Sie haben vertragen

Konjunktiv II Präsens
ich vertrüge
du vertrügest
er vertrüge
wir vertrügen
ihr vertrüget
sie; Sie vertrügen

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte vertragen
du hättest vertragen
er hätte vertragen
wir hätten vertragen
ihr hättet vertragen
sie; Sie hätten vertragen

Konjunktiv II Futur I
ich würde vertragen
du würdest vertragen
er würde vertragen
wir würden vertragen
ihr würdet vertragen
sie; Sie würden vertragen

Konjunktiv II Futur II
ich würde vertragen haben
du würdest vertragen haben
er würde vertragen haben
wir würden vertragen haben
ihr würdet vertragen haben
sie; Sie würden vertragen haben

der Imperativ
du vertrage; vertrag


Voorbeelden

  1. Und Vertrag ist Vertrag.
    En we hebben een contract.
  2. Vertrag? Was für ein Vertrag?
    Wat voor contract?
  3. Vertrag erfüllt.
    Contract beeindigd.
  4. Offizieller Vertrag
    Een officieel contract
  5. Vertrag ergänzt.
    Verbond gewijzigd.
  6. Vorehelicher Vertrag?
    Is er' n huwelijkscontract?
  7. Ein nicht unterzeichneter Vertrag ist kein Vertrag.
    Een ongetekend contract is geen contract.
  8. Der Hermanson-Vertrag?
    Het Hermanson contract?
  9. Ein Jersey-Vertrag.
    Een Jersey-contract.
  10. einen Vertrag lösen
    een contract ontbinden

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden