NL: vertinnen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
vertind
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vertin
jij vertint
hij vertint
wij vertinnen
jullie vertinnen
zij vertinnen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb vertind
jij hebt vertind
hij heeft vertind
wij hebben vertind
jullie hebben vertind
zij hebben vertind
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vertinde
jij vertinde
hij vertinde
wij vertinden
jullie vertinden
zij vertinden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had vertind
jij had vertind
hij had vertind
wij hadden vertind
jullie hadden vertind
zij hadden vertind
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vertinnen
jij zult vertinnen
hij zal vertinnen
wij zullen vertinnen
jullie zullen vertinnen
zij zullen vertinnen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal vertind hebben
jij zult vertind hebben
hij zal vertind hebben
wij zullen vertind hebben
jullie zullen vertind hebben
zij zullen vertind hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vertinnen
jij zou vertinnen
hij zou vertinnen
wij zouden vertinnen
jullie zouden vertinnen
zij zouden vertinnen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou vertind hebben
jij zou vertind hebben
hij zou vertind hebben
wij zouden vertind hebben
jullie zouden vertind hebben
zij zouden vertind hebben
|
| Gebiedende wijs |
vertin
|
| Aanvoegende wijs |
| vertinne |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden