Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verteer
jij verteert
hij verteert
wij verteren
jullie verteren
zij verteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verteerd
jij hebt verteerd
hij heeft verteerd
wij hebben verteerd
jullie hebben verteerd
zij hebben verteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verteerde
jij verteerde
hij verteerde
wij verteerden
jullie verteerden
zij verteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verteerd
jij had verteerd
hij had verteerd
wij hadden verteerd
jullie hadden verteerd
zij hadden verteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verteren
jij zult verteren
hij zal verteren
wij zullen verteren
jullie zullen verteren
zij zullen verteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verteerd hebben
jij zult verteerd hebben
hij zal verteerd hebben
wij zullen verteerd hebben
jullie zullen verteerd hebben
zij zullen verteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verteren
jij zou verteren
hij zou verteren
wij zouden verteren
jullie zouden verteren
zij zouden verteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verteerd hebben
jij zou verteerd hebben
hij zou verteerd hebben
wij zouden verteerd hebben
jullie zouden verteerd hebben
zij zouden verteerd hebben

Gebiedende wijs
verteer

Aanvoegende wijs
vertere

Voorbeelden

  1. Ik verteer dat niet.
    It gives me indigestion.
  2. Ik verteer een grote maaltijd.
    I 'm digesting a large meal.
  3. Als ik staand eet, verteer ik beter.
    When I eat while standing, I digest better.
  4. Oh, ik verteer mijn groente veel beter als ik alleen ben.
    Oh, I digest my leafy greens so much better when I 'm alone.
  5. verteren
    digest
  6. Ze zouden ons verteren.
    They would consume us.
  7. Zal het me verteren?
    Will it consume me?
  8. Laat het je verteren.
    Let it consume you.
  9. Niet makkelijk te verteren.
    It 's hard to swallow.
  10. Het vuur zal je verteren.
    The fire will consume you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden