NL: verstommen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verstomd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verstom jij verstomt hij verstomt wij verstommen jullie verstommen zij verstommen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben verstomd jij bent verstomd hij is verstomd wij zijn verstomd jullie zijn verstomd zij zijn verstomd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verstomde jij verstomde hij verstomde wij verstomden jullie verstomden zij verstomden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was verstomd jij was verstomd hij was verstomd wij waren verstomd jullie waren verstomd zij waren verstomd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verstommen jij zult verstommen hij zal verstommen wij zullen verstommen jullie zullen verstommen zij zullen verstommen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verstomd zijn jij zult verstomd zijn hij zal verstomd zijn wij zullen verstomd zijn jullie zullen verstomd zijn zij zullen verstomd zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verstommen jij zou verstommen hij zou verstommen wij zouden verstommen jullie zouden verstommen zij zouden verstommen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verstomd zijn jij zou verstomd zijn hij zou verstomd zijn wij zouden verstomd zijn jullie zouden verstomd zijn zij zouden verstomd zijn
|
| Gebiedende wijs |
verstom
|
| Aanvoegende wijs |
| verstomme |