Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verspreken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
versproken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verspreek
jij verspreekt
hij verspreekt
wij verspreken
jullie verspreken
zij verspreken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb versproken
jij hebt versproken
hij heeft versproken
wij hebben versproken
jullie hebben versproken
zij hebben versproken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik versprak
jij versprak
hij versprak
wij verspraken
jullie verspraken
zij verspraken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had versproken
jij had versproken
hij had versproken
wij hadden versproken
jullie hadden versproken
zij hadden versproken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verspreken
jij zult verspreken
hij zal verspreken
wij zullen verspreken
jullie zullen verspreken
zij zullen verspreken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal versproken hebben
jij zult versproken hebben
hij zal versproken hebben
wij zullen versproken hebben
jullie zullen versproken hebben
zij zullen versproken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verspreken
jij zou verspreken
hij zou verspreken
wij zouden verspreken
jullie zouden verspreken
zij zouden verspreken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou versproken hebben
jij zou versproken hebben
hij zou versproken hebben
wij zouden versproken hebben
jullie zouden versproken hebben
zij zouden versproken hebben

Gebiedende wijs
verspreek

Aanvoegende wijs
verspreke

Voorbeelden

  1. Laat hem zich verspreken.
    Get him to slip up.
  2. Ze verspreken zich wel.
    They 'll indict themselves.
  3. Moet ik proberen haar zich te laten verspreken, haar te breken?
    Am I trying to... trip her up, get her to break?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden