Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verspreiden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verspreid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verspreid
jij verspreidt
hij verspreidt
wij verspreiden
jullie verspreiden
zij verspreiden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verspreid
jij hebt verspreid
hij heeft verspreid
wij hebben verspreid
jullie hebben verspreid
zij hebben verspreid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verspreidde
jij verspreidde
hij verspreidde
wij verspreidden
jullie verspreidden
zij verspreidden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verspreid
jij had verspreid
hij had verspreid
wij hadden verspreid
jullie hadden verspreid
zij hadden verspreid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verspreiden
jij zult verspreiden
hij zal verspreiden
wij zullen verspreiden
jullie zullen verspreiden
zij zullen verspreiden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verspreid hebben
jij zult verspreid hebben
hij zal verspreid hebben
wij zullen verspreid hebben
jullie zullen verspreid hebben
zij zullen verspreid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verspreiden
jij zou verspreiden
hij zou verspreiden
wij zouden verspreiden
jullie zouden verspreiden
zij zouden verspreiden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verspreid hebben
jij zou verspreid hebben
hij zou verspreid hebben
wij zouden verspreid hebben
jullie zouden verspreid hebben
zij zouden verspreid hebben

Gebiedende wijs
verspreid

Aanvoegende wijs
verspreide

Voorbeelden

  1. Verspreid je niet. Waarom verspreiden ze zich?
    Don 't spread out, why are they spreading' out?
  2. sterk verspreid
    overextended
  3. Onbehoorlijk verspreid?
    Properly propagated?
  4. Verspreid een bericht.
    Get it over the air.
  5. Verspreid de informatie...
    All information is to be disseminated...
  6. verspreid het woord!
    You should go spread the word.
  7. Zoenen verspreid ziektekiemen.
    Kissing spreads germs.
  8. Verspreid het nieuws:
    Send word across the land:
  9. Verspreid het woord.
    Get the word out.
  10. Verbrand... verspreid... gevlucht.
    Burnt scattered fied.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden