NL: verspenen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verspeend
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verspeen jij verspeent hij verspeent wij verspeenen jullie verspeenen zij verspeenen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verspeend jij hebt verspeend hij heeft verspeend wij hebben verspeend jullie hebben verspeend zij hebben verspeend
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verspeende jij verspeende hij verspeende wij verspeenden jullie verspeenden zij verspeenden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verspeend jij had verspeend hij had verspeend wij hadden verspeend jullie hadden verspeend zij hadden verspeend
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verspeenen jij zult verspeenen hij zal verspeenen wij zullen verspeenen jullie zullen verspeenen zij zullen verspeenen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verspeend hebben jij zult verspeend hebben hij zal verspeend hebben wij zullen verspeend hebben jullie zullen verspeend hebben zij zullen verspeend hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verspeenen jij zou verspeenen hij zou verspeenen wij zouden verspeenen jullie zouden verspeenen zij zouden verspeenen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verspeend hebben jij zou verspeend hebben hij zou verspeend hebben wij zouden verspeend hebben jullie zouden verspeend hebben zij zouden verspeend hebben
|
Gebiedende wijs |
verspeen
|
Aanvoegende wijs |
verspene |