NL: versmoren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
versmoord
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik versmoor jij versmoort hij versmoort wij versmoren jullie versmoren zij versmoren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb versmoord jij hebt versmoord hij heeft versmoord wij hebben versmoord jullie hebben versmoord zij hebben versmoord
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik versmoorde jij versmoorde hij versmoorde wij versmoorden jullie versmoorden zij versmoorden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had versmoord jij had versmoord hij had versmoord wij hadden versmoord jullie hadden versmoord zij hadden versmoord
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal versmoren jij zult versmoren hij zal versmoren wij zullen versmoren jullie zullen versmoren zij zullen versmoren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal versmoord hebben jij zult versmoord hebben hij zal versmoord hebben wij zullen versmoord hebben jullie zullen versmoord hebben zij zullen versmoord hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou versmoren jij zou versmoren hij zou versmoren wij zouden versmoren jullie zouden versmoren zij zouden versmoren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou versmoord hebben jij zou versmoord hebben hij zou versmoord hebben wij zouden versmoord hebben jullie zouden versmoord hebben zij zouden versmoord hebben
|
| Gebiedende wijs |
versmoor
|
| Aanvoegende wijs |
| versmore |