1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. verschuiven

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verschuiven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verschoven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verschuif
jij verschuift
hij verschuift
wij verschuiven
jullie verschuiven
zij verschuiven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verschoven
jij hebt verschoven
hij heeft verschoven
wij hebben verschoven
jullie hebben verschoven
zij hebben verschoven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verschoof
jij verschoof
hij verschoof
wij verschoven
jullie verschoven
zij verschoven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verschoven
jij had verschoven
hij had verschoven
wij hadden verschoven
jullie hadden verschoven
zij hadden verschoven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verschuiven
jij zult verschuiven
hij zal verschuiven
wij zullen verschuiven
jullie zullen verschuiven
zij zullen verschuiven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verschoven hebben
jij zult verschoven hebben
hij zal verschoven hebben
wij zullen verschoven hebben
jullie zullen verschoven hebben
zij zullen verschoven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verschuiven
jij zou verschuiven
hij zou verschuiven
wij zouden verschuiven
jullie zouden verschuiven
zij zouden verschuiven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verschoven hebben
jij zou verschoven hebben
hij zou verschoven hebben
wij zouden verschoven hebben
jullie zouden verschoven hebben
zij zouden verschoven hebben

Gebiedende wijs
verschuif

Aanvoegende wijs
verschuive

Voorbeelden

  1. Oké, verschuif hem.
    Shut up, Kowalski.
  2. Verschuif de persconferentie.
    Re-schedule the press conference.
  3. Verschuif het naar morgen.
    Move it to tomorrow.
  4. Ik verschuif de lijn.
    I moved the line.
  5. Ik verschuif mijn lunch.
    I 'll push my lunch.
  6. Verschuif het naar volgende week.
    See if you can push it to next week.
  7. Dan vind je het niet erg, als ik de deadline verschuif.
    Good. Then you won 't mind me moving the deadline up.
  8. Als jij die twee stoelen pakt, en ik de tafel verschuif...
    If you move those two chairs. And I will shift this table...
  9. Ik voel me net alsof ik al die levens op een schaakbord verschuif.
    I just feel like I 'm-I 'm moving all these lives around on this chessboard.
  10. Dingen verschuiven?
    Move things around?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try