NL: verschimmelen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verschimmeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verschimmel
jij verschimmelt
hij verschimmelt
wij verschimmelen
jullie verschimmelen
zij verschimmelen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verschimmeld
jij hebt verschimmeld
hij heeft verschimmeld
wij hebben verschimmeld
jullie hebben verschimmeld
zij hebben verschimmeld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verschimmelde
jij verschimmelde
hij verschimmelde
wij verschimmelden
jullie verschimmelden
zij verschimmelden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verschimmeld
jij had verschimmeld
hij had verschimmeld
wij hadden verschimmeld
jullie hadden verschimmeld
zij hadden verschimmeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verschimmelen
jij zult verschimmelen
hij zal verschimmelen
wij zullen verschimmelen
jullie zullen verschimmelen
zij zullen verschimmelen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verschimmeld hebben
jij zult verschimmeld hebben
hij zal verschimmeld hebben
wij zullen verschimmeld hebben
jullie zullen verschimmeld hebben
zij zullen verschimmeld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verschimmelen
jij zou verschimmelen
hij zou verschimmelen
wij zouden verschimmelen
jullie zouden verschimmelen
zij zouden verschimmelen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verschimmeld hebben
jij zou verschimmeld hebben
hij zou verschimmeld hebben
wij zouden verschimmeld hebben
jullie zouden verschimmeld hebben
zij zouden verschimmeld hebben
|
| Gebiedende wijs |
verschimmel
|
| Aanvoegende wijs |
| verschimmele |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden