NL: verschijnen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verschenen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verschijn
jij verschijnt
hij verschijnt
wij verschijnen
jullie verschijnen
zij verschijnen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben verschenen
jij bent verschenen
hij is verschenen
wij zijn verschenen
jullie zijn verschenen
zij zijn verschenen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verscheen
jij verscheen
hij verscheen
wij verschenen
jullie verschenen
zij verschenen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was verschenen
jij was verschenen
hij was verschenen
wij waren verschenen
jullie waren verschenen
zij waren verschenen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verschijnen
jij zult verschijnen
hij zal verschijnen
wij zullen verschijnen
jullie zullen verschijnen
zij zullen verschijnen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verschenen zijn
jij zult verschenen zijn
hij zal verschenen zijn
wij zullen verschenen zijn
jullie zullen verschenen zijn
zij zullen verschenen zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verschijnen
jij zou verschijnen
hij zou verschijnen
wij zouden verschijnen
jullie zouden verschijnen
zij zouden verschijnen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verschenen zijn
jij zou verschenen zijn
hij zou verschenen zijn
wij zouden verschenen zijn
jullie zouden verschenen zijn
zij zouden verschenen zijn
|
| Gebiedende wijs |
verschijn
|
| Aanvoegende wijs |
| verschijne |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden