NL: verscherpen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verscherpt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verscherp jij verscherpt hij verscherpt wij verscherpen jullie verscherpen zij verscherpen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verscherpt jij hebt verscherpt hij heeft verscherpt wij hebben verscherpt jullie hebben verscherpt zij hebben verscherpt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verscherpte jij verscherpte hij verscherpte wij verscherpten jullie verscherpten zij verscherpten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verscherpt jij had verscherpt hij had verscherpt wij hadden verscherpt jullie hadden verscherpt zij hadden verscherpt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verscherpen jij zult verscherpen hij zal verscherpen wij zullen verscherpen jullie zullen verscherpen zij zullen verscherpen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verscherpt hebben jij zult verscherpt hebben hij zal verscherpt hebben wij zullen verscherpt hebben jullie zullen verscherpt hebben zij zullen verscherpt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verscherpen jij zou verscherpen hij zou verscherpen wij zouden verscherpen jullie zouden verscherpen zij zouden verscherpen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verscherpt hebben jij zou verscherpt hebben hij zou verscherpt hebben wij zouden verscherpt hebben jullie zouden verscherpt hebben zij zouden verscherpt hebben
|
Gebiedende wijs |
verscherp
|
Aanvoegende wijs |
verscherpe |