1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. verscheiden

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: verscheiden
NL: verscheiden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verscheiden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verscheid
jij verscheidt
hij verscheidt
wij verscheiden
jullie verscheiden
zij verscheiden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verscheiden
jij hebt verscheiden
hij heeft verscheiden
wij hebben verscheiden
jullie hebben verscheiden
zij hebben verscheiden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verscheidde
jij verscheidde
hij verscheidde
wij verscheidden
jullie verscheidden
zij verscheidden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verscheiden
jij had verscheiden
hij had verscheiden
wij hadden verscheiden
jullie hadden verscheiden
zij hadden verscheiden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verscheiden
jij zult verscheiden
hij zal verscheiden
wij zullen verscheiden
jullie zullen verscheiden
zij zullen verscheiden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verscheiden hebben
jij zult verscheiden hebben
hij zal verscheiden hebben
wij zullen verscheiden hebben
jullie zullen verscheiden hebben
zij zullen verscheiden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verscheiden
jij zou verscheiden
hij zou verscheiden
wij zouden verscheiden
jullie zouden verscheiden
zij zouden verscheiden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verscheiden hebben
jij zou verscheiden hebben
hij zou verscheiden hebben
wij zouden verscheiden hebben
jullie zouden verscheiden hebben
zij zouden verscheiden hebben

Gebiedende wijs
verscheid

Aanvoegende wijs
verscheide

Voorbeelden

  1. Ik heb verscheiden dingen bekeken.De meesten waren behoorlijk afschuwelijk.
    I saw some a few things. Most of them are pretty disgusting.
  2. Ik was hoogst bedroefd te horen over Mr Marley' s verscheiden.
    I was most distressed to hear about Mr Marley 's demise.


DE: verscheiden    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
verschieden
verscheidend

Indikativ Präsens
ich verscheide
du verscheidest
er verscheidet
wir verscheiden
ihr verscheidet
sie; Sie verscheiden

Indikativ Perfekt
ich habe verschieden
du hast verschieden
er hat verschieden
wir haben verschieden
ihr habt verschieden
sie; Sie haben verschieden

Indikativ Präteritum
ich verschied
du verschiedest
er verschied
wir verschieden
ihr verschiedet
sie; Sie verschieden

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte verschieden
du hattest verschieden
er hatte verschieden
wir hatten verschieden
ihr hattet verschieden
sie; Sie hatten verschieden

Indikativ Futur I
ich werde verscheiden
du wirst verscheiden
er wird verscheiden
wir werden verscheiden
ihr werdet verscheiden
sie; Sie werden verscheiden

Indikativ Futur II
ich werde verschieden haben
du wirst verschieden haben
er wird verschieden haben
wir werden verschieden haben
ihr werdet verschieden haben
sie; Sie werden verschieden haben

Konjunktiv I Präsens
ich verscheide
du verscheidest
er verscheide
wir verscheiden
ihr verscheidet
sie; Sie verscheiden

Konjunktiv I Perfekt
ich habe verschieden
du habest verschieden
er habe verschieden
wir haben verschieden
ihr habet verschieden
sie; Sie haben verschieden

Konjunktiv II Präsens
ich verschiede
du verschiedest
er verschiede
wir verschieden
ihr verschiedet
sie; Sie verschieden

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte verschieden
du hättest verschieden
er hätte verschieden
wir hätten verschieden
ihr hättet verschieden
sie; Sie hätten verschieden

Konjunktiv II Futur I
ich würde verscheiden
du würdest verscheiden
er würde verscheiden
wir würden verscheiden
ihr würdet verscheiden
sie; Sie würden verscheiden

Konjunktiv II Futur II
ich würde verschieden haben
du würdest verschieden haben
er würde verschieden haben
wir würden verschieden haben
ihr würdet verschieden haben
sie; Sie würden verschieden haben

der Imperativ
du verscheide


Voorbeelden

  1. Sherlock wird verscheiden.
    Sherlock krijgt een grafzuil.
  2. Sein Verscheiden scheint Sie kaum zu überraschen.
    Zijn overlijden lijkt u weinig te verbazen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try