NL: verrotten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verrot
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verrot jij verrot hij verrot wij verrotten jullie verrotten zij verrotten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verrot jij hebt verrot hij heeft verrot wij hebben verrot jullie hebben verrot zij hebben verrot
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verrotte jij verrotte hij verrotte wij verrotten jullie verrotten zij verrotten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verrot jij had verrot hij had verrot wij hadden verrot jullie hadden verrot zij hadden verrot
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verrotten jij zult verrotten hij zal verrotten wij zullen verrotten jullie zullen verrotten zij zullen verrotten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verrot hebben jij zult verrot hebben hij zal verrot hebben wij zullen verrot hebben jullie zullen verrot hebben zij zullen verrot hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verrotten jij zou verrotten hij zou verrotten wij zouden verrotten jullie zouden verrotten zij zouden verrotten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verrot hebben jij zou verrot hebben hij zou verrot hebben wij zouden verrot hebben jullie zouden verrot hebben zij zouden verrot hebben
|
Gebiedende wijs |
verrot
|
Aanvoegende wijs |
verrotte |