Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verroken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verrookt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verrook
jij verrookt
hij verrookt
wij verroken
jullie verroken
zij verroken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verrookt
jij hebt verrookt
hij heeft verrookt
wij hebben verrookt
jullie hebben verrookt
zij hebben verrookt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verrookte
jij verrookte
hij verrookte
wij verrookten
jullie verrookten
zij verrookten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verrookt
jij had verrookt
hij had verrookt
wij hadden verrookt
jullie hadden verrookt
zij hadden verrookt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verroken
jij zult verroken
hij zal verroken
wij zullen verroken
jullie zullen verroken
zij zullen verroken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verrookt hebben
jij zult verrookt hebben
hij zal verrookt hebben
wij zullen verrookt hebben
jullie zullen verrookt hebben
zij zullen verrookt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verroken
jij zou verroken
hij zou verroken
wij zouden verroken
jullie zouden verroken
zij zouden verroken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verrookt hebben
jij zou verrookt hebben
hij zou verrookt hebben
wij zouden verrookt hebben
jullie zouden verrookt hebben
zij zouden verrookt hebben

Gebiedende wijs
verrook

Aanvoegende wijs
verroke

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden