Voorbeelden

1. Hij verricht wonderen.
   He 's a miracle worker.
2. Je verricht wonderen.
   You 're a real miracle worker.
3. Hij verricht wonderen.
   Galilee? He works miracles.
4. Gideon verricht wonderen.
   Gideon works miracles.
5. Prachtig werk verricht...
   Terrific work done...
6. Jij verricht wonderen.
   You 're a miracle worker.
7. Zijn er betalingen verricht?
   Have any payments been made?
8. Je verricht goed werk.
   It 's good stuff you do in the field.
9. Je hebt onderzoek verricht.
   You 've been checking up on me.
10. Je hebt wonderen verricht.
    You 've done wonders.

Voorbeelden

1. Wir verrichten Hundearbeit.
   Wij moeten hondenwerk doen.
2. Er wird Großes verrichten.
   Hij zal grootse dingen doen.
3. Ich habe Arbeit zu verrichten.
   Ik heb genoeg te doen.
4. Lass sie ihr Werk verrichten.
   Laat haar haar taak voltooien.
5. Und lass das Genie sein Werk verrichten.
   En laat het genie z' n werk doen.
6. Ich kann von hier aus nichts verrichten.
   Ik kan helemaal niets hier.
7. Sie kann keine schwere Arbeit mehr verrichten.
   Ze is duidelijk ongeschikt voor zware taken.
8. Bald werden Maschinen die schwersten Arbeiten verrichten.
   Binnenkort zullen machines de moeilijkste taken verrichten.
9. Seine Auserwählten haben finstere Arbeit zu verrichten.
   Zijn uitverkorenen wacht een zware taak.
10. Zunächst einmal werdet ihr zwei Charlies Arbeit verrichten.
    Ten eerste moeten jullie nu alle klusjes van Charlie doen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden