NL: verpoppen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verpopt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verpop jij verpopt hij verpopt wij verpoppen jullie verpoppen zij verpoppen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verpopt jij hebt verpopt hij heeft verpopt wij hebben verpopt jullie hebben verpopt zij hebben verpopt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verpopte jij verpopte hij verpopte wij verpopten jullie verpopten zij verpopten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verpopt jij had verpopt hij had verpopt wij hadden verpopt jullie hadden verpopt zij hadden verpopt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verpoppen jij zult verpoppen hij zal verpoppen wij zullen verpoppen jullie zullen verpoppen zij zullen verpoppen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verpopt hebben jij zult verpopt hebben hij zal verpopt hebben wij zullen verpopt hebben jullie zullen verpopt hebben zij zullen verpopt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verpoppen jij zou verpoppen hij zou verpoppen wij zouden verpoppen jullie zouden verpoppen zij zouden verpoppen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verpopt hebben jij zou verpopt hebben hij zou verpopt hebben wij zouden verpopt hebben jullie zouden verpopt hebben zij zouden verpopt hebben
|
Gebiedende wijs |
verpop
|
Aanvoegende wijs |
verpoppe |