Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verpletten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verplet

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verplet
jij verplet
hij verplet
wij verpletten
jullie verpletten
zij verpletten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verplet
jij hebt verplet
hij heeft verplet
wij hebben verplet
jullie hebben verplet
zij hebben verplet

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verplette
jij verplette
hij verplette
wij verpletten
jullie verpletten
zij verpletten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verplet
jij had verplet
hij had verplet
wij hadden verplet
jullie hadden verplet
zij hadden verplet

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verpletten
jij zult verpletten
hij zal verpletten
wij zullen verpletten
jullie zullen verpletten
zij zullen verpletten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verplet hebben
jij zult verplet hebben
hij zal verplet hebben
wij zullen verplet hebben
jullie zullen verplet hebben
zij zullen verplet hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verpletten
jij zou verpletten
hij zou verpletten
wij zouden verpletten
jullie zouden verpletten
zij zouden verpletten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verplet hebben
jij zou verplet hebben
hij zou verplet hebben
wij zouden verplet hebben
jullie zouden verplet hebben
zij zouden verplet hebben

Gebiedende wijs
verplet

Aanvoegende wijs
verplette

Voorbeelden

  1. Wat een moeilijke, verplet mijn hele voorraad...
    What a fussy one, bruising all my stock...
  2. Hij is een hartenbreker, hij verplet zielen.
    He 's a heartbreaker, a soul crusher.
  3. Ik zal ze verpletten, ik zal ze pijn laten voelen.
    I will crush them, I will feel pain.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden