NL: verpauperen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verpauperd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verpauper jij verpaupert hij verpaupert wij verpauperen jullie verpauperen zij verpauperen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verpauperd jij hebt verpauperd hij heeft verpauperd wij hebben verpauperd jullie hebben verpauperd zij hebben verpauperd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verpauperde jij verpauperde hij verpauperde wij verpauperden jullie verpauperden zij verpauperden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verpauperd jij had verpauperd hij had verpauperd wij hadden verpauperd jullie hadden verpauperd zij hadden verpauperd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verpauperen jij zult verpauperen hij zal verpauperen wij zullen verpauperen jullie zullen verpauperen zij zullen verpauperen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verpauperd hebben jij zult verpauperd hebben hij zal verpauperd hebben wij zullen verpauperd hebben jullie zullen verpauperd hebben zij zullen verpauperd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verpauperen jij zou verpauperen hij zou verpauperen wij zouden verpauperen jullie zouden verpauperen zij zouden verpauperen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verpauperd hebben jij zou verpauperd hebben hij zou verpauperd hebben wij zouden verpauperd hebben jullie zouden verpauperd hebben zij zouden verpauperd hebben
|
Gebiedende wijs |
verpauper
|
Aanvoegende wijs |
verpaupere |