Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verpatsen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verpatst

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verpats
jij verpatst
hij verpatst
wij verpatsen
jullie verpatsen
zij verpatsen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verpatst
jij hebt verpatst
hij heeft verpatst
wij hebben verpatst
jullie hebben verpatst
zij hebben verpatst

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verpatste
jij verpatste
hij verpatste
wij verpatsten
jullie verpatsten
zij verpatsten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verpatst
jij had verpatst
hij had verpatst
wij hadden verpatst
jullie hadden verpatst
zij hadden verpatst

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verpatsen
jij zult verpatsen
hij zal verpatsen
wij zullen verpatsen
jullie zullen verpatsen
zij zullen verpatsen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verpatst hebben
jij zult verpatst hebben
hij zal verpatst hebben
wij zullen verpatst hebben
jullie zullen verpatst hebben
zij zullen verpatst hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verpatsen
jij zou verpatsen
hij zou verpatsen
wij zouden verpatsen
jullie zouden verpatsen
zij zouden verpatsen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verpatst hebben
jij zou verpatst hebben
hij zou verpatst hebben
wij zouden verpatst hebben
jullie zouden verpatst hebben
zij zouden verpatst hebben

Gebiedende wijs
verpats

Aanvoegende wijs
verpatse

Voorbeelden

  1. Verpats je shirts maar elders.
    Go peddle your shirts elsewhere.
  2. Vandaag is alles oké, morgen verpats je mijn schoenen.
    Today you 're fine, tomorrow you 'll have pawned my Pradas.
  3. Hou ze uit zicht en verpats ze ergens ver weg.
    You keep them out of sight and then you can pawn them someplace far away.
  4. Pak wat je kunt verpatsen.
    Take anything you can hock.
  5. Voor hoeveel zou je het verpatsen?
    How much could you hock it for?
  6. Diamanten verpatsen voor één van zijn cliënten.
    Doing what? Moving diamonds for one of his clients.
  7. We pakken alles mee wat we kunnen verpatsen.
    Let 's grab everything we can fence.
  8. Probeer je serieus die patat aan me te verpatsen?
    Are you seriously trying to sell me your potatoes?
  9. Ik had gehoopt dat Paddy hem voor mij wilde verpatsen.
    I was hoping to get Paddy to move it for me.
  10. Hij probeerde gestolen waar van een serie inbraken te verpatsen.
    He was trying to unload goods stolen from this string of burglaries.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden