NL: veroveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
veroverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verover jij verovert hij verovert wij veroveren jullie veroveren zij veroveren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb veroverd jij hebt veroverd hij heeft veroverd wij hebben veroverd jullie hebben veroverd zij hebben veroverd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik veroverde jij veroverde hij veroverde wij veroverden jullie veroverden zij veroverden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had veroverd jij had veroverd hij had veroverd wij hadden veroverd jullie hadden veroverd zij hadden veroverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal veroveren jij zult veroveren hij zal veroveren wij zullen veroveren jullie zullen veroveren zij zullen veroveren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal veroverd hebben jij zult veroverd hebben hij zal veroverd hebben wij zullen veroverd hebben jullie zullen veroverd hebben zij zullen veroverd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou veroveren jij zou veroveren hij zou veroveren wij zouden veroveren jullie zouden veroveren zij zouden veroveren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou veroverd hebben jij zou veroverd hebben hij zou veroverd hebben wij zouden veroverd hebben jullie zouden veroverd hebben zij zouden veroverd hebben
|
| Gebiedende wijs |
verover
|
| Aanvoegende wijs |
| verovere |