NL: verootmoedigen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verootmoedigd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verootmoedig jij verootmoedigt hij verootmoedigt wij verootmoedigen jullie verootmoedigen zij verootmoedigen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verootmoedigd jij hebt verootmoedigd hij heeft verootmoedigd wij hebben verootmoedigd jullie hebben verootmoedigd zij hebben verootmoedigd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verootmoedigde jij verootmoedigde hij verootmoedigde wij verootmoedigden jullie verootmoedigden zij verootmoedigden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verootmoedigd jij had verootmoedigd hij had verootmoedigd wij hadden verootmoedigd jullie hadden verootmoedigd zij hadden verootmoedigd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verootmoedigen jij zult verootmoedigen hij zal verootmoedigen wij zullen verootmoedigen jullie zullen verootmoedigen zij zullen verootmoedigen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verootmoedigd hebben jij zult verootmoedigd hebben hij zal verootmoedigd hebben wij zullen verootmoedigd hebben jullie zullen verootmoedigd hebben zij zullen verootmoedigd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verootmoedigen jij zou verootmoedigen hij zou verootmoedigen wij zouden verootmoedigen jullie zouden verootmoedigen zij zouden verootmoedigen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verootmoedigd hebben jij zou verootmoedigd hebben hij zou verootmoedigd hebben wij zouden verootmoedigd hebben jullie zouden verootmoedigd hebben zij zouden verootmoedigd hebben
|
Gebiedende wijs |
verootmoedig
|
Aanvoegende wijs |
verootmoedige |