NL: veroorloven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
veroorloofd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik veroorloof jij veroorlooft hij veroorlooft wij veroorloven jullie veroorloven zij veroorloven
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb veroorloofd jij hebt veroorloofd hij heeft veroorloofd wij hebben veroorloofd jullie hebben veroorloofd zij hebben veroorloofd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik veroorloofde jij veroorloofde hij veroorloofde wij veroorloofden jullie veroorloofden zij veroorloofden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had veroorloofd jij had veroorloofd hij had veroorloofd wij hadden veroorloofd jullie hadden veroorloofd zij hadden veroorloofd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal veroorloven jij zult veroorloven hij zal veroorloven wij zullen veroorloven jullie zullen veroorloven zij zullen veroorloven
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal veroorloofd hebben jij zult veroorloofd hebben hij zal veroorloofd hebben wij zullen veroorloofd hebben jullie zullen veroorloofd hebben zij zullen veroorloofd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou veroorloven jij zou veroorloven hij zou veroorloven wij zouden veroorloven jullie zouden veroorloven zij zouden veroorloven
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou veroorloofd hebben jij zou veroorloofd hebben hij zou veroorloofd hebben wij zouden veroorloofd hebben jullie zouden veroorloofd hebben zij zouden veroorloofd hebben
|
Gebiedende wijs |
veroorloof
|
Aanvoegende wijs |
veroorlove |