NL: vernietigen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
vernietigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vernietig jij vernietigt hij vernietigt wij vernietigen jullie vernietigen zij vernietigen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb vernietigd jij hebt vernietigd hij heeft vernietigd wij hebben vernietigd jullie hebben vernietigd zij hebben vernietigd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vernietigde jij vernietigde hij vernietigde wij vernietigden jullie vernietigden zij vernietigden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had vernietigd jij had vernietigd hij had vernietigd wij hadden vernietigd jullie hadden vernietigd zij hadden vernietigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vernietigen jij zult vernietigen hij zal vernietigen wij zullen vernietigen jullie zullen vernietigen zij zullen vernietigen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal vernietigd hebben jij zult vernietigd hebben hij zal vernietigd hebben wij zullen vernietigd hebben jullie zullen vernietigd hebben zij zullen vernietigd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vernietigen jij zou vernietigen hij zou vernietigen wij zouden vernietigen jullie zouden vernietigen zij zouden vernietigen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou vernietigd hebben jij zou vernietigd hebben hij zou vernietigd hebben wij zouden vernietigd hebben jullie zouden vernietigd hebben zij zouden vernietigd hebben
|
| Gebiedende wijs |
vernietig
|
| Aanvoegende wijs |
| vernietige |