NL: verneuken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verneukt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verneuk jij verneukt hij verneukt wij verneuken jullie verneuken zij verneuken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verneukt jij hebt verneukt hij heeft verneukt wij hebben verneukt jullie hebben verneukt zij hebben verneukt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verneukte jij verneukte hij verneukte wij verneukten jullie verneukten zij verneukten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verneukt jij had verneukt hij had verneukt wij hadden verneukt jullie hadden verneukt zij hadden verneukt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verneuken jij zult verneuken hij zal verneuken wij zullen verneuken jullie zullen verneuken zij zullen verneuken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verneukt hebben jij zult verneukt hebben hij zal verneukt hebben wij zullen verneukt hebben jullie zullen verneukt hebben zij zullen verneukt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verneuken jij zou verneuken hij zou verneuken wij zouden verneuken jullie zouden verneuken zij zouden verneuken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verneukt hebben jij zou verneukt hebben hij zou verneukt hebben wij zouden verneukt hebben jullie zouden verneukt hebben zij zouden verneukt hebben
|
| Gebiedende wijs |
verneuk
|
| Aanvoegende wijs |
| verneuke |