Voorbeelden

1. Hätten wir uns verneigen sollen?
   En moeten wij op onze knieën vallen?
2. Sie verneigen sich vor dem neuen Kaiser.
   Ze knielen voor de nieuwe keizer.
3. Die Eisnation wird sich vor dem Commander verneigen.
   IJsnatie dient te buigen voor de commandant.
4. Der Commander sollte sich vor der Eisnation verneigen.
   De commandant hoort te buigen voor IJsnatie.
5. Menschen und Engel werden sich vor mir verneigen.
   En alle mensen en alle engelen zullen voor me buigen!
6. Wir ehren dich, verneigen uns in deinem Namen
   Wij eren u, wij buigen ons neder in uw naam...
7. Bevor wir beginnen, verneigen wir uns zu einem Gebet.
   Voordat we beginnen, laten we onze hoofden buigen voor het gebed.
8. Bitte sag dem König: Dänen verneigen sich nicht vor Christen.
   Zeg tegen de koning dat Denen niet buigen voor christenen.
9. Anstatt dich zu bekämpfen, werden sie sich vor dir verneigen.
   De demonen zullen je niet aanvallen, maar gehoorzamen.
10. Was? Und dann wird sich die ganze Welt vor mir verneigen!
    En dan buigt de hele wereld voor me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden