NL: vernachten
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
vernacht
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vernacht
jij vernacht
hij vernacht
wij vernachten
jullie vernachten
zij vernachten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb vernacht
jij hebt vernacht
hij heeft vernacht
wij hebben vernacht
jullie hebben vernacht
zij hebben vernacht
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vernachtte
jij vernachtte
hij vernachtte
wij vernachtten
jullie vernachtten
zij vernachtten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had vernacht
jij had vernacht
hij had vernacht
wij hadden vernacht
jullie hadden vernacht
zij hadden vernacht
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vernachten
jij zult vernachten
hij zal vernachten
wij zullen vernachten
jullie zullen vernachten
zij zullen vernachten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal vernacht hebben
jij zult vernacht hebben
hij zal vernacht hebben
wij zullen vernacht hebben
jullie zullen vernacht hebben
zij zullen vernacht hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vernachten
jij zou vernachten
hij zou vernachten
wij zouden vernachten
jullie zouden vernachten
zij zouden vernachten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou vernacht hebben
jij zou vernacht hebben
hij zou vernacht hebben
wij zouden vernacht hebben
jullie zouden vernacht hebben
zij zouden vernacht hebben
|
| Gebiedende wijs |
vernacht
|
| Aanvoegende wijs |
| vernachte |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden