1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. vermissen

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: vermissen
NL: vermissen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vermist

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vermis
jij vermist
hij vermist
wij vermissen
jullie vermissen
zij vermissen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vermist
jij hebt vermist
hij heeft vermist
wij hebben vermist
jullie hebben vermist
zij hebben vermist

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vermiste
jij vermiste
hij vermiste
wij vermisten
jullie vermisten
zij vermisten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vermist
jij had vermist
hij had vermist
wij hadden vermist
jullie hadden vermist
zij hadden vermist

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vermissen
jij zult vermissen
hij zal vermissen
wij zullen vermissen
jullie zullen vermissen
zij zullen vermissen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vermist hebben
jij zult vermist hebben
hij zal vermist hebben
wij zullen vermist hebben
jullie zullen vermist hebben
zij zullen vermist hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vermissen
jij zou vermissen
hij zou vermissen
wij zouden vermissen
jullie zouden vermissen
zij zouden vermissen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vermist hebben
jij zou vermist hebben
hij zou vermist hebben
wij zouden vermist hebben
jullie zouden vermist hebben
zij zouden vermist hebben

Gebiedende wijs
vermis

Aanvoegende wijs
vermisse

Voorbeelden

  1. Het meisje raakte vermis op zaterdagmorgen.
    The girl went missing on Saturday morning.


DE: vermissen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
vermisst
vermissend

Indikativ Präsens
ich vermisse
du vermisst
er vermisst
wir vermissen
ihr vermisst
sie; Sie vermissen

Indikativ Perfekt
ich habe vermisst
du hast vermisst
er hat vermisst
wir haben vermisst
ihr habt vermisst
sie; Sie haben vermisst

Indikativ Präteritum
ich vermisste
du vermisstest
er vermisste
wir vermissten
ihr vermisstet
sie; Sie vermissten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte vermisst
du hattest vermisst
er hatte vermisst
wir hatten vermisst
ihr hattet vermisst
sie; Sie hatten vermisst

Indikativ Futur I
ich werde vermissen
du wirst vermissen
er wird vermissen
wir werden vermissen
ihr werdet vermissen
sie; Sie werden vermissen

Indikativ Futur II
ich werde vermisst haben
du wirst vermisst haben
er wird vermisst haben
wir werden vermisst haben
ihr werdet vermisst haben
sie; Sie werden vermisst haben

Konjunktiv I Präsens
ich vermisse
du vermissest
er vermisse
wir vermissen
ihr vermisset
sie; Sie vermissen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe vermisst
du habest vermisst
er habe vermisst
wir haben vermisst
ihr habet vermisst
sie; Sie haben vermisst

Konjunktiv II Präsens
ich vermisste
du vermisstest
er vermisste
wir vermissten
ihr vermisstet
sie; Sie vermissten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte vermisst
du hättest vermisst
er hätte vermisst
wir hätten vermisst
ihr hättet vermisst
sie; Sie hätten vermisst

Konjunktiv II Futur I
ich würde vermissen
du würdest vermissen
er würde vermissen
wir würden vermissen
ihr würdet vermissen
sie; Sie würden vermissen

Konjunktiv II Futur II
ich würde vermisst haben
du würdest vermisst haben
er würde vermisst haben
wir würden vermisst haben
ihr würdet vermisst haben
sie; Sie würden vermisst haben

der Imperativ
du vermisse


Voorbeelden

  1. Ich vermiss das Aprikosenhuhn.
    Dan nog liever kip met abrikozen.
  2. Vermiss mich nicht zu sehr.
    Mis me niet te erg.
  3. Ich vermiss meine alte Frau.
    Ik mis mijn oude leven.
  4. Vermiss das ganz besonders sorgfältig.
    Deze moet extra zorgvuldig.
  5. Yella, ich vermiss' dich so.
    Yella, ik mis je zo ontzettend...
  6. Ich vermiss' dich auch, Dad.
    Ik mis jou ook, pa.
  7. Ich vermiss sie so sehr.
    Ik mis haar zo erg.
  8. Ich vermiss dich unglaublich, Thomas.
    Ik mis je zo erg, Thomas.
  9. Heut Nacht vermiss ich mein Bett!
    Nu mis ik alleen m' n bed!
  10. Du vermisst deine Leute, ich vermiss' meine.
    Jij mist jouw mensen, ik die van mij.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try