Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: vermengen
NL: vermengen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vermengd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vermeng
jij vermengt
hij vermengt
wij vermengen
jullie vermengen
zij vermengen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vermengd
jij hebt vermengd
hij heeft vermengd
wij hebben vermengd
jullie hebben vermengd
zij hebben vermengd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vermengde
jij vermengde
hij vermengde
wij vermengden
jullie vermengden
zij vermengden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vermengd
jij had vermengd
hij had vermengd
wij hadden vermengd
jullie hadden vermengd
zij hadden vermengd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vermengen
jij zult vermengen
hij zal vermengen
wij zullen vermengen
jullie zullen vermengen
zij zullen vermengen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vermengd hebben
jij zult vermengd hebben
hij zal vermengd hebben
wij zullen vermengd hebben
jullie zullen vermengd hebben
zij zullen vermengd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vermengen
jij zou vermengen
hij zou vermengen
wij zouden vermengen
jullie zouden vermengen
zij zouden vermengen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vermengd hebben
jij zou vermengd hebben
hij zou vermengd hebben
wij zouden vermengd hebben
jullie zouden vermengd hebben
zij zouden vermengd hebben

Gebiedende wijs
vermeng

Aanvoegende wijs
vermenge

Voorbeelden

  1. Vermeng je, oké?
    Mingle, all right?
  2. Vermeng het er mee.
    Mix it up with him.
  3. Vermeng het met dit.
    Mix it with this.
  4. Dan vermeng je met Qi' s troepen zij zullen in paniek raken en niet op tijd reageren.
    The Qi soldiers will become disorganized and they won 't be able to react on time.
  5. Jaren werk vermengen?
    To destroy years of work?
  6. Vermeng gewoon Brian zijn pil er in en smeer het op het gras, dan is hij er klaar voor.
    Just mash Brian 's pill in there and smear it on the grass, he 's good to go.
  7. Ons vermengen, undercover gaan.
    Blend in. Go undercover?
  8. Ik moet echt vermengen.
    I really should mingle.
  9. Makkelijk te vermengen d.m.
    Easy to mix by means of
  10. Praten we samen of vermengen we ons?
    So should we talk to each other or mingle?


DE: vermengen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
vermengt
vermengend

Indikativ Präsens
ich vermenge
du vermengst
er vermengt
wir vermengen
ihr vermengt
sie; Sie vermengen

Indikativ Perfekt
ich habe vermengt
du hast vermengt
er hat vermengt
wir haben vermengt
ihr habt vermengt
sie; Sie haben vermengt

Indikativ Präteritum
ich vermengte
du vermengtest
er vermengte
wir vermengten
ihr vermengtet
sie; Sie vermengten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte vermengt
du hattest vermengt
er hatte vermengt
wir hatten vermengt
ihr hattet vermengt
sie; Sie hatten vermengt

Indikativ Futur I
ich werde vermengen
du wirst vermengen
er wird vermengen
wir werden vermengen
ihr werdet vermengen
sie; Sie werden vermengen

Indikativ Futur II
ich werde vermengt haben
du wirst vermengt haben
er wird vermengt haben
wir werden vermengt haben
ihr werdet vermengt haben
sie; Sie werden vermengt haben

Konjunktiv I Präsens
ich vermenge
du vermengest
er vermenge
wir vermengen
ihr vermenget
sie; Sie vermengen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe vermengt
du habest vermengt
er habe vermengt
wir haben vermengt
ihr habet vermengt
sie; Sie haben vermengt

Konjunktiv II Präsens
ich vermengte
du vermengtest
er vermengte
wir vermengten
ihr vermengtet
sie; Sie vermengten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte vermengt
du hättest vermengt
er hätte vermengt
wir hätten vermengt
ihr hättet vermengt
sie; Sie hätten vermengt

Konjunktiv II Futur I
ich würde vermengen
du würdest vermengen
er würde vermengen
wir würden vermengen
ihr würdet vermengen
sie; Sie würden vermengen

Konjunktiv II Futur II
ich würde vermengt haben
du würdest vermengt haben
er würde vermengt haben
wir würden vermengt haben
ihr würdet vermengt haben
sie; Sie würden vermengt haben

der Imperativ
du vermenge


Voorbeelden

  1. Na gut. Wir sollten... das mal vermengen.
    Oké, we moeten het... door elkaar mixen.
  2. Zwei Säcke Zement, vier Eimer und einen Bottich zum Vermengen.
    Twee zakken mortel, vier emmers en een kuip om het in te mengen.
  3. Mischen, vermengen oder kultivieren Einsatzstoffe, z. B. um Reagenzien zu erstellen oder um Lebensmittel oder Getränkeprodukte herzustellen.
    Mixt, mengt of cultiveert ingrediënten, bijv. om maatstaven te ontwikkelen of om voedsel of dranken te produceren.
  4. Die Ostküste ist das kulturelle Zentrum Irlands – ein Ort an dem sich Geschichte und moderne Kunst vermengen
    De Oostkust is een culturele hub van Ierland - een plaats waar verre geschiednis fuseert met moderne kunsten

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden