Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verloten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verloot

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verloot
jij verloot
hij verloot
wij verloten
jullie verloten
zij verloten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verloot
jij hebt verloot
hij heeft verloot
wij hebben verloot
jullie hebben verloot
zij hebben verloot

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verlootte
jij verlootte
hij verlootte
wij verlootten
jullie verlootten
zij verlootten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verloot
jij had verloot
hij had verloot
wij hadden verloot
jullie hadden verloot
zij hadden verloot

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verloten
jij zult verloten
hij zal verloten
wij zullen verloten
jullie zullen verloten
zij zullen verloten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verloot hebben
jij zult verloot hebben
hij zal verloot hebben
wij zullen verloot hebben
jullie zullen verloot hebben
zij zullen verloot hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verloten
jij zou verloten
hij zou verloten
wij zouden verloten
jullie zouden verloten
zij zouden verloten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verloot hebben
jij zou verloot hebben
hij zou verloot hebben
wij zouden verloot hebben
jullie zouden verloot hebben
zij zouden verloot hebben

Gebiedende wijs
verloot

Aanvoegende wijs
verlote

Voorbeelden

  1. Verlofpassen om te verloten.
    Weekend passes for the raffle.
  2. Ga je ons echt cadeautjes laten verloten?
    You 're actually gonna let us do secret santa?
  3. Er zijn nu T-shirts te verloten... dezelfde die Vibeke draagt.
    There are T-shirts on the line now just like the one Vibeke is wearing.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden