Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verlezen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verlezen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verlees
jij verleest
hij verleest
wij verlezen
jullie verlezen
zij verlezen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verlezen
jij hebt verlezen
hij heeft verlezen
wij hebben verlezen
jullie hebben verlezen
zij hebben verlezen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verlas
jij verlas
hij verlas
wij verlazen
jullie verlazen
zij verlazen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verlezen
jij had verlezen
hij had verlezen
wij hadden verlezen
jullie hadden verlezen
zij hadden verlezen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verlezen
jij zult verlezen
hij zal verlezen
wij zullen verlezen
jullie zullen verlezen
zij zullen verlezen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verlezen hebben
jij zult verlezen hebben
hij zal verlezen hebben
wij zullen verlezen hebben
jullie zullen verlezen hebben
zij zullen verlezen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verlezen
jij zou verlezen
hij zou verlezen
wij zouden verlezen
jullie zouden verlezen
zij zouden verlezen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verlezen hebben
jij zou verlezen hebben
hij zou verlezen hebben
wij zouden verlezen hebben
jullie zouden verlezen hebben
zij zouden verlezen hebben

Gebiedende wijs
verlees

Aanvoegende wijs
verleze

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden