Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: verleiden
NL: verleiden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verleid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verleid
jij verleidt
hij verleidt
wij verleiden
jullie verleiden
zij verleiden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verleid
jij hebt verleid
hij heeft verleid
wij hebben verleid
jullie hebben verleid
zij hebben verleid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verleidde
jij verleidde
hij verleidde
wij verleidden
jullie verleidden
zij verleidden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verleid
jij had verleid
hij had verleid
wij hadden verleid
jullie hadden verleid
zij hadden verleid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verleiden
jij zult verleiden
hij zal verleiden
wij zullen verleiden
jullie zullen verleiden
zij zullen verleiden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verleid hebben
jij zult verleid hebben
hij zal verleid hebben
wij zullen verleid hebben
jullie zullen verleid hebben
zij zullen verleid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verleiden
jij zou verleiden
hij zou verleiden
wij zouden verleiden
jullie zouden verleiden
zij zouden verleiden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verleid hebben
jij zou verleid hebben
hij zou verleid hebben
wij zouden verleid hebben
jullie zouden verleid hebben
zij zouden verleid hebben

Gebiedende wijs
verleid

Aanvoegende wijs
verleide

Voorbeelden

  1. Gecharmeerd en verleid.
    Charmed and seduced.
  2. Zuurtje, verleid me.
    Sour ball, take me away!
  3. Verleid hem niet.
    Don 't tempt him.
  4. Verleid en vernietig.
    Seduce and destroy.
  5. Ik verleid ze alleen.
    It 's just a tease.
  6. heb ik hem verleid.
    I came on to him.
  7. Iedereen zou verleid zijn.
    Anyone would be tempted...
  8. Ik verleid Vicki vanavond.
    I 'm going to score with Vicki tonight.
  9. Verleid haar, win haar.
    Woo her, win her.
  10. Je hebt hem verleid.
    And I say you seduced him.


DE: verleiden    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
verleidet
verleidend

Indikativ Präsens
ich verleide
du verleidest
er verleidet
wir verleiden
ihr verleidet
sie; Sie verleiden

Indikativ Perfekt
ich habe verleidet
du hast verleidet
er hat verleidet
wir haben verleidet
ihr habt verleidet
sie; Sie haben verleidet

Indikativ Präteritum
ich verleidete
du verleidetest
er verleidete
wir verleideten
ihr verleidetet
sie; Sie verleideten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte verleidet
du hattest verleidet
er hatte verleidet
wir hatten verleidet
ihr hattet verleidet
sie; Sie hatten verleidet

Indikativ Futur I
ich werde verleiden
du wirst verleiden
er wird verleiden
wir werden verleiden
ihr werdet verleiden
sie; Sie werden verleiden

Indikativ Futur II
ich werde verleidet haben
du wirst verleidet haben
er wird verleidet haben
wir werden verleidet haben
ihr werdet verleidet haben
sie; Sie werden verleidet haben

Konjunktiv I Präsens
ich verleide
du verleidest
er verleide
wir verleiden
ihr verleidet
sie; Sie verleiden

Konjunktiv I Perfekt
ich habe verleidet
du habest verleidet
er habe verleidet
wir haben verleidet
ihr habet verleidet
sie; Sie haben verleidet

Konjunktiv II Präsens
ich verleidete
du verleidetest
er verleidete
wir verleideten
ihr verleidetet
sie; Sie verleideten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte verleidet
du hättest verleidet
er hätte verleidet
wir hätten verleidet
ihr hättet verleidet
sie; Sie hätten verleidet

Konjunktiv II Futur I
ich würde verleiden
du würdest verleiden
er würde verleiden
wir würden verleiden
ihr würdet verleiden
sie; Sie würden verleiden

Konjunktiv II Futur II
ich würde verleidet haben
du würdest verleidet haben
er würde verleidet haben
wir würden verleidet haben
ihr würdet verleidet haben
sie; Sie würden verleidet haben

der Imperativ
du verleide


Voorbeelden

  1. Da will ich ihm seinen Enthusiasmus nicht mit kleinen Details verleiden.
    En ik ga zijn enthousiasme niet temperen met kleine details.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden