NL: verlangen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verlangd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verlang jij verlangt hij verlangt wij verlangen jullie verlangen zij verlangen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verlangd jij hebt verlangd hij heeft verlangd wij hebben verlangd jullie hebben verlangd zij hebben verlangd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verlangde jij verlangde hij verlangde wij verlangden jullie verlangden zij verlangden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verlangd jij had verlangd hij had verlangd wij hadden verlangd jullie hadden verlangd zij hadden verlangd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verlangen jij zult verlangen hij zal verlangen wij zullen verlangen jullie zullen verlangen zij zullen verlangen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verlangd hebben jij zult verlangd hebben hij zal verlangd hebben wij zullen verlangd hebben jullie zullen verlangd hebben zij zullen verlangd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verlangen jij zou verlangen hij zou verlangen wij zouden verlangen jullie zouden verlangen zij zouden verlangen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verlangd hebben jij zou verlangd hebben hij zou verlangd hebben wij zouden verlangd hebben jullie zouden verlangd hebben zij zouden verlangd hebben
|
| Gebiedende wijs |
verlang
|
| Aanvoegende wijs |
| verlange |