Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: verlangen
NL: verlangen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verlangd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verlang
jij verlangt
hij verlangt
wij verlangen
jullie verlangen
zij verlangen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verlangd
jij hebt verlangd
hij heeft verlangd
wij hebben verlangd
jullie hebben verlangd
zij hebben verlangd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verlangde
jij verlangde
hij verlangde
wij verlangden
jullie verlangden
zij verlangden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verlangd
jij had verlangd
hij had verlangd
wij hadden verlangd
jullie hadden verlangd
zij hadden verlangd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verlangen
jij zult verlangen
hij zal verlangen
wij zullen verlangen
jullie zullen verlangen
zij zullen verlangen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verlangd hebben
jij zult verlangd hebben
hij zal verlangd hebben
wij zullen verlangd hebben
jullie zullen verlangd hebben
zij zullen verlangd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verlangen
jij zou verlangen
hij zou verlangen
wij zouden verlangen
jullie zouden verlangen
zij zouden verlangen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verlangd hebben
jij zou verlangd hebben
hij zou verlangd hebben
wij zouden verlangd hebben
jullie zouden verlangd hebben
zij zouden verlangd hebben

Gebiedende wijs
verlang

Aanvoegende wijs
verlange

Voorbeelden

  1. Ik verlang de eeuwigheid.
    I want that eternity.
  2. Ik verlang naar je!
    I want you so much!
  3. Ik verlang naar je!
    You drive me crazy!
  4. Ik verlang naar regen.
    I wish it would rain.
  5. Ik verlang geen hulp.
    I require no help.
  6. Ik verlang naar beton.
    I know I 'm pining for concrete.
  7. Verlang je naar huis?
    You lonely? You homesick?
  8. Lamia, wat verlang je?
    Lamia, what is it you desire?
  9. Verlang je nog naar haar?
    Do you still desire her?
  10. Ik verlang zo naar Skittles.
    I got a craving for Skittles.


DE: verlangen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
verlangt
verlangend

Indikativ Präsens
ich verlange
du verlangst
er verlangt
wir verlangen
ihr verlangt
sie; Sie verlangen

Indikativ Perfekt
ich habe verlangt
du hast verlangt
er hat verlangt
wir haben verlangt
ihr habt verlangt
sie; Sie haben verlangt

Indikativ Präteritum
ich verlangte
du verlangtest
er verlangte
wir verlangten
ihr verlangtet
sie; Sie verlangten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte verlangt
du hattest verlangt
er hatte verlangt
wir hatten verlangt
ihr hattet verlangt
sie; Sie hatten verlangt

Indikativ Futur I
ich werde verlangen
du wirst verlangen
er wird verlangen
wir werden verlangen
ihr werdet verlangen
sie; Sie werden verlangen

Indikativ Futur II
ich werde verlangt haben
du wirst verlangt haben
er wird verlangt haben
wir werden verlangt haben
ihr werdet verlangt haben
sie; Sie werden verlangt haben

Konjunktiv I Präsens
ich verlange
du verlangest
er verlange
wir verlangen
ihr verlanget
sie; Sie verlangen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe verlangt
du habest verlangt
er habe verlangt
wir haben verlangt
ihr habet verlangt
sie; Sie haben verlangt

Konjunktiv II Präsens
ich verlangte
du verlangtest
er verlangte
wir verlangten
ihr verlangtet
sie; Sie verlangten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte verlangt
du hättest verlangt
er hätte verlangt
wir hätten verlangt
ihr hättet verlangt
sie; Sie hätten verlangt

Konjunktiv II Futur I
ich würde verlangen
du würdest verlangen
er würde verlangen
wir würden verlangen
ihr würdet verlangen
sie; Sie würden verlangen

Konjunktiv II Futur II
ich würde verlangt haben
du würdest verlangt haben
er würde verlangt haben
wir würden verlangt haben
ihr würdet verlangt haben
sie; Sie würden verlangt haben

der Imperativ
du verlange


Voorbeelden

  1. Verlang kein Verständnis.
    Vraag me niet om begrip.
  2. Verlang keine Garantien.
    Vraag niet om garanties.
  3. Mehr verlang ich nicht.
    Meer vraag ik niet.
  4. Den Tod verlang ich.
    Ik verlang naar de dood.
  5. Verlang mindestens' ne Million.
    Eis minstens één miljoen.
  6. Verlang ich auch gar nicht.
    Dat hoeft ook niet.
  7. Verlang das nicht von mir.
    Dus verlang dat niet van me.
  8. Ich verlang' nicht mal einen Haftbefehl.
    Ik dien geen klacht tegen hem in.
  9. Bitte verlang das nicht von mir.
    Vraag dit niet van me.
  10. Jetzt verlang nicht wieder 300 Dollar.
    Zeg niet dat je weer 300 dollar wil.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden