NL: verkwisten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verkwist
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vergis jij verkwist hij verkwist wij vergissen jullie vergissen zij vergissen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verkwist jij hebt verkwist hij heeft verkwist wij hebben verkwist jullie hebben verkwist zij hebben verkwist
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verkwistte jij verkwistte hij verkwistte wij verkwistten jullie verkwistten zij verkwistten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verkwist jij had verkwist hij had verkwist wij hadden verkwist jullie hadden verkwist zij hadden verkwist
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vergissen jij zult vergissen hij zal vergissen wij zullen vergissen jullie zullen vergissen zij zullen vergissen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verkwist hebben jij zult verkwist hebben hij zal verkwist hebben wij zullen verkwist hebben jullie zullen verkwist hebben zij zullen verkwist hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vergissen jij zou vergissen hij zou vergissen wij zouden vergissen jullie zouden vergissen zij zouden vergissen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verkwist hebben jij zou verkwist hebben hij zou verkwist hebben wij zouden verkwist hebben jullie zouden verkwist hebben zij zouden verkwist hebben
|
Gebiedende wijs |
vergis
|
Aanvoegende wijs |
verkwiste |