NL: verkrachten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verkracht
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verkracht jij verkracht hij verkracht wij verkrachten jullie verkrachten zij verkrachten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben verkracht jij bent verkracht hij is verkracht wij zijn verkracht jullie zijn verkracht zij zijn verkracht
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verkrachtte jij verkrachtte hij verkrachtte wij verkrachtten jullie verkrachtten zij verkrachtten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was verkracht jij was verkracht hij was verkracht wij waren verkracht jullie waren verkracht zij waren verkracht
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verkrachten jij zult verkrachten hij zal verkrachten wij zullen verkrachten jullie zullen verkrachten zij zullen verkrachten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verkracht zijn jij zult verkracht zijn hij zal verkracht zijn wij zullen verkracht zijn jullie zullen verkracht zijn zij zullen verkracht zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verkrachten jij zou verkrachten hij zou verkrachten wij zouden verkrachten jullie zouden verkrachten zij zouden verkrachten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verkracht zijn jij zou verkracht zijn hij zou verkracht zijn wij zouden verkracht zijn jullie zouden verkracht zijn zij zouden verkracht zijn
|
| Gebiedende wijs |
verkracht
|
| Aanvoegende wijs |
| verkrachte |