Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verkorten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verkort

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verkort
jij verkort
hij verkort
wij verkorten
jullie verkorten
zij verkorten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verkort
jij hebt verkort
hij heeft verkort
wij hebben verkort
jullie hebben verkort
zij hebben verkort

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verkortte
jij verkortte
hij verkortte
wij verkortten
jullie verkortten
zij verkortten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verkort
jij had verkort
hij had verkort
wij hadden verkort
jullie hadden verkort
zij hadden verkort

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verkorten
jij zult verkorten
hij zal verkorten
wij zullen verkorten
jullie zullen verkorten
zij zullen verkorten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verkort hebben
jij zult verkort hebben
hij zal verkort hebben
wij zullen verkort hebben
jullie zullen verkort hebben
zij zullen verkort hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verkorten
jij zou verkorten
hij zou verkorten
wij zouden verkorten
jullie zouden verkorten
zij zouden verkorten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verkort hebben
jij zou verkort hebben
hij zou verkort hebben
wij zouden verkort hebben
jullie zouden verkort hebben
zij zouden verkort hebben

Gebiedende wijs
verkort

Aanvoegende wijs
verkorte

Voorbeelden

  1. Genadige hemelen, verkort het oponthoud.
    Gentle heavens, cut short all intermission.
  2. Ze hebben mijn benen verkort.
    They moved up my knees.
  3. Ik verkort het voor het drama.
    I condense for the dramatic purposes.
  4. De staten hebben de hoger beroep - procedure verkort.
    The states themselves are shortening the appeals process.
  5. Hij stapelt de botten op, verkort de kist...
    He piles up the bones, shortens the box...
  6. Dit concept was uiteindelijk verkort in je bijnaam...
    This concept was eventually shortened into your nickname...
  7. Het verkort de levensverwachting en vervuilt de lucht.
    It shortens life expectancy and pollutes our air.
  8. Het heeft haar leven misschien 20 minuten verkort.
    I took maybe the last 20 minutes of her life.
  9. Ze zijn wat geïrriteerd omdat hun verlof verkort is...
    They 're a little frustrated because your lunch was stopped.
  10. Door hem is ons leven verkort en zijn de kinderen veranderd.
    His bungling has shortened your lives and mutated your children!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden