Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verkleden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verkleed

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verkleed
jij verkleedt
hij verkleedt
wij verkleden
jullie verkleden
zij verkleden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verkleed
jij hebt verkleed
hij heeft verkleed
wij hebben verkleed
jullie hebben verkleed
zij hebben verkleed

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verkleedde
jij verkleedde
hij verkleedde
wij verkleedden
jullie verkleedden
zij verkleedden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verkleed
jij had verkleed
hij had verkleed
wij hadden verkleed
jullie hadden verkleed
zij hadden verkleed

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verkleden
jij zult verkleden
hij zal verkleden
wij zullen verkleden
jullie zullen verkleden
zij zullen verkleden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verkleed hebben
jij zult verkleed hebben
hij zal verkleed hebben
wij zullen verkleed hebben
jullie zullen verkleed hebben
zij zullen verkleed hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verkleden
jij zou verkleden
hij zou verkleden
wij zouden verkleden
jullie zouden verkleden
zij zouden verkleden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verkleed hebben
jij zou verkleed hebben
hij zou verkleed hebben
wij zouden verkleed hebben
jullie zouden verkleed hebben
zij zouden verkleed hebben

Gebiedende wijs
verkleed

Aanvoegende wijs
verklede

Voorbeelden

  1. Verkleed vrijdag.
    Dress-up Fridays.
  2. Leuk verkleed, loser.
    Nice costume, loser.
  3. Kom, verkleed je.
    Come on, get suited up.
  4. Verkleed als dat?
    Dressed like that?
  5. Ja, verkleed als.
    Yeah, dressed like.
  6. Sjiek verkleed feestje?
    Er... Fancy-dress party?
  7. Spelen verkleed partij.
    We 're playing dress-up.
  8. Ze zijn verkleed.
    They 're in costume.
  9. Verkleed als huishoudster.
    Dressed up like the housekeeping staff.
  10. verkleed je, wil je?
    Change your clothes, will you?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden