NL: verkennen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verkend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verken jij verkent hij verkent wij verkennen jullie verkennen zij verkennen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verkend jij hebt verkend hij heeft verkend wij hebben verkend jullie hebben verkend zij hebben verkend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verkende jij verkende hij verkende wij verkenden jullie verkenden zij verkenden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verkend jij had verkend hij had verkend wij hadden verkend jullie hadden verkend zij hadden verkend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verkennen jij zult verkennen hij zal verkennen wij zullen verkennen jullie zullen verkennen zij zullen verkennen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verkend hebben jij zult verkend hebben hij zal verkend hebben wij zullen verkend hebben jullie zullen verkend hebben zij zullen verkend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verkennen jij zou verkennen hij zou verkennen wij zouden verkennen jullie zouden verkennen zij zouden verkennen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verkend hebben jij zou verkend hebben hij zou verkend hebben wij zouden verkend hebben jullie zouden verkend hebben zij zouden verkend hebben
|
| Gebiedende wijs |
verken
|
| Aanvoegende wijs |
| verkenne |