Voorbeelden

1. Verhäng den Spiegel, zerreiße etwas.
   Laten we rouwen. Die gozer bestaat niet.
2. Sollen wir Quarantäne verhängen?
   Hebben we een quarantaine adviseur nodig?
3. Wir verhängen die maximale Bestrafung.
   We leggen de zwaarste straf op.
4. Ich muss eine Quarantäne verhängen.
   Ze moet in quarantaine.
5. Ich muss eine Quarantäne verhängen.
   Jullie moeten in quarantaine.
6. Ein Urteil fällen, sprechen, verhängen
   Vonnis wijzen, uitspreken
7. Du wirst eine Ausgangssperre verhängen.
   We stellen een avondklok in.
8. Die Jury wird die Todesstrafe verhängen.
   De jury zal de doodstraf eisen.
9. Der Gouverneur will so spät keine Ausgangssperre verhängen.
   De gouverneur wil nu geen uitgaansverbod meer instellen.
10. Wir verhängen das Kriegsrecht über den gesamten Norden.
    We verklaren de oorlogstoestand in het hele noorden.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden