NL: verhullen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verhuld
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verhul jij verhult hij verhult wij verhullen jullie verhullen zij verhullen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verhuld jij hebt verhuld hij heeft verhuld wij hebben verhuld jullie hebben verhuld zij hebben verhuld
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verhulde jij verhulde hij verhulde wij verhulden jullie verhulden zij verhulden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verhuld jij had verhuld hij had verhuld wij hadden verhuld jullie hadden verhuld zij hadden verhuld
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verhullen jij zult verhullen hij zal verhullen wij zullen verhullen jullie zullen verhullen zij zullen verhullen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verhuld hebben jij zult verhuld hebben hij zal verhuld hebben wij zullen verhuld hebben jullie zullen verhuld hebben zij zullen verhuld hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verhullen jij zou verhullen hij zou verhullen wij zouden verhullen jullie zouden verhullen zij zouden verhullen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verhuld hebben jij zou verhuld hebben hij zou verhuld hebben wij zouden verhuld hebben jullie zouden verhuld hebben zij zouden verhuld hebben
|
Gebiedende wijs |
verhul
|
Aanvoegende wijs |
verhulle |