NL: verhonderdvoudigen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verhonderdvoudigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verhonderdvoudig jij verhonderdvoudigt hij verhonderdvoudigt wij verhonderdvoudigen jullie verhonderdvoudigen zij verhonderdvoudigen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verhonderdvoudigd jij hebt verhonderdvoudigd hij heeft verhonderdvoudigd wij hebben verhonderdvoudigd jullie hebben verhonderdvoudigd zij hebben verhonderdvoudigd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verhonderdvoudigde jij verhonderdvoudigde hij verhonderdvoudigde wij verhonderdvoudigden jullie verhonderdvoudigden zij verhonderdvoudigden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verhonderdvoudigd jij had verhonderdvoudigd hij had verhonderdvoudigd wij hadden verhonderdvoudigd jullie hadden verhonderdvoudigd zij hadden verhonderdvoudigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verhonderdvoudigen jij zult verhonderdvoudigen hij zal verhonderdvoudigen wij zullen verhonderdvoudigen jullie zullen verhonderdvoudigen zij zullen verhonderdvoudigen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verhonderdvoudigd hebben jij zult verhonderdvoudigd hebben hij zal verhonderdvoudigd hebben wij zullen verhonderdvoudigd hebben jullie zullen verhonderdvoudigd hebben zij zullen verhonderdvoudigd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verhonderdvoudigen jij zou verhonderdvoudigen hij zou verhonderdvoudigen wij zouden verhonderdvoudigen jullie zouden verhonderdvoudigen zij zouden verhonderdvoudigen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verhonderdvoudigd hebben jij zou verhonderdvoudigd hebben hij zou verhonderdvoudigd hebben wij zouden verhonderdvoudigd hebben jullie zouden verhonderdvoudigd hebben zij zouden verhonderdvoudigd hebben
|
| Gebiedende wijs |
verhonderdvoudig
|
| Aanvoegende wijs |
| verhonderdvoudige |